Ongeveer 4 miljoen werknemers bouwen via hun werkgever een aanvullend pensioen op. Sommigen doen dat via een groepsverzekering, anderen via een pensioenfonds. Op de bijdragen aan het aanvullend pensioen moet de werkgever op grond van de Wet Aanvullende Pensioenen (WAP) een minimumrendement garanderen over de duurtijd van de aansluiting. Het rendement wordt jaarlijks op 1 juni berekend en gaat in op 1 januari van het daaropvolgende jaar. Sinds 2016 bedraagt dit rendement 1,75%. Volgens recente berekeningen zal het rendement vanaf 1 januari 2025 stijgen naar 2,50%.
Het minimumrendement dat de werkgever dient te garanderen, wordt berekend op basis van het gemiddeld rendement van de Belgische OLO’s* op 10 jaar. Na een periode van aanhoudende lage langetermijnrentes, zitten de interestvoeten op de OLO’s opnieuw in stijgende lijn en dit heeft tot gevolg dat ook het minimumrendement op aanvullende pensioenen zal stijgen.
*OLO = overheidsobligatie
De stijging van de WAP-garantie betekent ook dat het minimumkapitaal van de aangeslotenen bij pensionering of bij overdracht van de reserves na uittreding zal stijgen. De grootte van deze stijging hangt af van de kenmerken van het pensioenplan. Zo zal de stijging van het minimumkapitaal verschillend zijn naargelang de methodiek die het pensioenplan hanteert voor de berekening van het minimumkapitaal.
- Voor pensioenplannen die werken met de horizontale methode, zal de nieuwe WAP-garantie enkel van toepassing zijn op de toekomstige bijdragen. De bijdragen die voor 1 januari 2025 zijn gestort, blijven dus oprenten aan de WAP-garanties die destijds van toepassing waren. Dit wil zeggen dat de bijdragen die u als werkgever heeft gestort tussen 2016 en 2024, zullen blijven oprenten aan 1,75% en niet aan 2,50%. De horizontale methode komt vaak voor bij pensioenplannen die beheerd worden door een verzekeringsonderneming in Tak 21.
- Voor pensioenplannen die werken met de verticale methode, zal de nieuwe WAP-garantie zowel van toepassing zijn op de toekomstige bijdragen als op de al gestorte bijdragen in het verleden. Bijgevolg zullen de volledige reserves van de werknemer oprenten aan 2,50% vanaf 1 januari 2025. Het minimumkapitaal kent dus een grotere stijging bij pensioenplannen die de verticale methode toepassen. De verticale methode wordt doorgaans gehanteerd in pensioenplannen die beheerd worden door een verzekeringsonderneming in Tak 23 en door pensioenfondsen.
De werkgever staat garant voor de WAP-garantie en het daaruit volgend minimumkapitaal. Als de verzekeraar of het pensioenfonds de minimale rendementsgarantie niet haalt, zal het verschil door de werkgever moeten worden bijgepast.
Het is niet zeker of verzekeraars op hun beurt de gegarandeerde rentevoeten in Tak 21 zullen aligneren op de nieuwe WAP-garantie. Indien je verzekeraar een rentevoet aanbiedt die lager is dan de WAP-garantie, zal dit resulteren in een tekort dat je bij pensionering of uittreding van je werknemer zal moeten bijpassen.
Het is dus zeker nuttig om zowel de gehanteerde methodiek van het pensioenplan als het huidig rendement van je groepsverzekering onder de loep te nemen. Om onaangename verrassingen als onderfinanciering te beperken of zelfs te voorkomen, kan het aangewezen zijn om rekening te houden met eventuele andere scenario’s. Zoals een overstap naar een Tak 21-groepsverzekering met een hoger gewaarborgd rendement, een Tak 23-groepsverzekering of een pensioenfonds.
Wil je graag bekijken welke aanpak het best bij jouw situatie past, neem dan contact op met je Account Manager Employee Benefits bij Vanbreda Risk & Benefits.