Begin van deze zomer bereikte het kernkabinet een akkoord over een pensioenhervorming die een eerste keer werd afgeklopt in 2022, maar om budgettaire redenen moest worden bijgestuurd. Volgens de Europese Commissie kostte het voorgestelde pensioenpakket 2022 meer dan het opleverde. Om in het najaar van 2023 een eerste schijf van het beloofde Europese relancegeld na de coronacrisis te verkrijgen, stuurt België haar plannen nu bij. We loodsen je door de vooropgestelde vier pijlers.
De ambtenarenpensioenen zullen minder snel stijgen dan nu het geval is. Er komt immers een plafonnering van de perequatie*.
*Het mechanisme van perequatie zorgt ervoor dat de ambtenarenpensioenen, bovenop de index, automatisch meestijgen met de evolutie van de bezoldigingen van de actieve ambtenaren op basis van korven. Alle pensioenen van eenzelfde korf, worden telkens na een referentieperiode van 2 jaar, automatisch verhoogd met een bepaald percentage. Wanneer bijvoorbeeld de lonen van de ambtenaren binnen de referentieperiode met 3% stijgen, moeten de pensioenen van de ambtenaren behorende tot diezelfde korf ook met 3% worden verhoogd.
De perequatie wordt door deze pensioenhervorming niet afgeschaft, maar wel afgetopt. Voortaan kan het ambtenarenpensioen, bovenop de indexering, per jaar maar met maximum 0,3% van het totale ambtenarenpensioen stijgen.
Een rustpensioen telt een volledige loopbaan van 45 loopbaanjaren. In een eerdere hervorming besliste de regering om het minimumpensioen voor een werknemer en zelfstandige met een volledige loopbaan in 4 stappen te laten evolueren naar 1.500 EUR netto per maand over de periode 2021-2024. Omwille van indexeringen en welvaartsverhogingen werd dit pensioenbedrag ondertussen bereikt. De vierde verhoging werd dan ook geschrapt.
Om recht te hebben op een gewaarborgd minimumpensioen moet je minstens twee derde loopbaan oftewel 30 loopbaanjaren bewijzen. In de berekening van deze 30 loopbaanjaren tellen zowel gewerkte als gelijkgestelde periodes (bv. ziekte, werkloosheid, thematisch verlof, …) mee. Iemand die 10 jaar werkte, en 20 jaar werkloos was, kwam in aanmerking voor de loopbaanvoorwaarde, terwijl iemand die 29 jaar had gewerkt, niet aan de voorwaarde voldeed.
Vorige zomer werd reeds beslist om de loopbaanvoorwaarde van 30 jaar te behouden, en er een tewerkstellingsvoorwaarde aan toe te voegen van 20 jaar effectieve arbeid. Iemand die 10 jaar effectieve prestaties en 20 gelijkgestelde jaren kent in zijn pensioenberekening, zal dus geen aanspraak meer kunnen maken op het gewaarborgd minimumpensioen.
Om rekening te houden met het verschil in de loopbanen tussen mannen en vrouwen, werd deze zomer bijkomend beslist om bepaalde gelijkgestelde periodes waaronder periodes van moederschapsrust, vaderschapsverlof, tijdelijke werkloosheid, thematisch verlof, … als effectief gewerkte periodes te beschouwen. Een periode van gewone werkloosheid zal niet in rekening komen binnen de tewerkstellingsvoorwaarde van 20 jaar.
De pensioenbonus is een voordeel dat men krijgt bovenop het rustpensioen als de beroepsactiviteit wordt verdergezet na de vroegst mogelijke pensioendatum.
De pensioenbonus die in 2015 werd afgeschaft, wordt heringevoerd en in een nieuw jasje gestoken. Vanaf 1 januari 2024 zal een pensioenbonus worden toegekend aan werknemers, zelfstandigen en ambtenaren die niet op vervroegd pensioen gaan, maar langer werken. De uitkering van de bonus is met andere woorden ten vroegste mogelijk vanaf 2025 en loopt progressief op. Hoe langer men doorwerkt, hoe groter de bonus. Voor wie tot drie jaar langer werkt vanaf de datum dat vervroegd pensioen kan, zou dit een bedrag opleveren van 22.645 EUR. Voor personen met een lange loopbaan zal de berekening van de pensioenbonus ietwat anders verlopen.
Deze bonus zal netto worden uitbetaald en er zou een keuzemogelijkheid worden ingevoerd om deze pensioenbonus in rente dan wel in één keer te laten uitbetalen.
Tot slot besliste de regering om de hoogste aanvullende pensioenen meer te laten bijdragen, door de Wijninckxbijdrage op aanvullende pensioenen te verdubbelen.
De Wijninckxbijdrage is een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage die, naast de gebruikelijke inhoudingen op de gestorte premies, betaald moet worden op heel hoge aanvullende pensioenen van werknemers en zelfstandigen. Deze bijdrage is enkel verschuldigd wanneer de som van het wettelijke en het aanvullend pensioen, uitgedrukt in rente, hoger zou zijn dan het maximale wettelijke ambtenarenpensioen. In hoeverre deze grens overschreden is, wordt berekend door Sigedis, die de beheerder is van mypension.be. Sigedis geeft aan de werkgever-inrichter door of en hoeveel de Wijninckxbijdrage bedraagt.
Deze Wijninckxbijdrage bedraagt op heden 3%, en zal vanaf 2028 stijgen naar 6%.
Hopelijk komt deze pensioenhervorming tegemoet aan de wensen van de Europese Commissie waarbij volgende accenten werden gelegd:
- Langer werken door de herinvoering van de pensioenbonus attractiever maken;
- De pensioenstelsels naar elkaar toe laten groeien. De aftopping van de perequatie van de ambtenarenpensioenen zal zorgen voor een minder snelle stijging van de ambtenarenpensioenen;
- De kost van vergrijzing naar beneden brengen en het systeem evenwichtiger maken (onder andere zorgtaken erkennen in de tewerkstellingsvoorwaarde minimumpensioen).
We volgen de verdere uitwerking in wetgeving op de voet op. Heb je hierover vragen? Neem dan contact op met je vertrouwde contactpersoon bij Vanbreda Risk & Benefits.