15 jaar geleden telde ons land 224 pensioenfondsen. In 2022 zijn er dat nog maar 159. Hoewel er een gestage daling van het aantal pensioenfondsen plaatsvindt, zien we jaarlijks een mooie aangroei van de pensioenreserves binnen pensioenfondsen. Op 1 januari 2018 bedroegen deze pensioenreserves 14,4 miljard euro. Op 1 januari 2024 bedragen de pensioenreserves 21 miljard euro.
De oorzaken van deze daling zijn te vinden in de toenemende regelgeving, de striktere verwachtingen en verscherpte controle door de toezichthouder (FSMA):
- Het beheer van een pensioenfonds vraagt steeds meer kennis van het wettelijk kader inzake aanvullende pensioenen, het opzetten van een deugdelijk bestuur, het uitwerken van een risicobeheerkader alsook de vereiste kennis inzake het financieel en prudentieel beheer. Dit leidt bovendien tot een hogere tijdsbesteding voor de betrokken personeelsleden van de onderneming die functies bekleden in de Raad van Bestuur of in andere operationele organen van het pensioenfonds.
- Het wordt voor ondernemingen met een eigen pensioenfonds tijdsintensief, vrij complex en duur om het eigen pensioenfonds te runnen. Het beheren van aanvullende pensioenplannen behoort immers niet tot de kernactiviteit van de onderneming. Zeer weinig pensioenfondsen hebben hiervoor eigen personeel, maar besteden zowel de operationele werking (onder meer pensioenadministratie) uit als de verplichte controlefuncties (met name interne audit, compliance, actuariële en risicobeheerfunctie). Het spreekt voor zich dat dit weegt op de kosten van de onderneming.
Dat alle pensioenfondsen op termijn zullen verdwijnen, is volgens ons te kort door de bocht. Grote pensioenfondsen blijven genieten van schaalvoordelen en houden graag vast aan hun beleggingsvrijheid en aan de eigen identiteit van het fonds. Wel stellen we vast dat de DORA-verordening, in voege sinds 17 januari 2025, een nieuw reflectiemoment creëert bij meerdere ondernemingen met een kleiner eigen pensioenfonds. Deze ondernemingen stellen zich de vraag of het nog haalbaar en betaalbaar is om het eigen pensioenfonds te behouden.
Wanneer ondernemingen overwegen om het eigen pensioenfonds stop te zetten, rijst uiteraard de vraag: “Wat kan een alternatieve oplossing zijn?”. Afhankelijk van de situatie en keuze van de onderneming zijn volgende alternatieven mogelijk:
- Voor ondernemingen met meerdere eigen pensioenfondsen kan een consolidatieoefening een eerste denkpiste zijn. In dergelijk geval zal men het aantal eigen pensioenfondsen reduceren en de verschillende pensioenplannen in één eigen pensioenfonds onderbrengen.
- Een andere optie is om het aanvullend pensioenplan over te dragen naar een verzekeraar, alvorens het pensioenfonds te ontbinden en vereffenen. In dat geval kiest men voor een verzekeringsproduct met een specifiek te volgen beleggingsbeleid.
- Een laatste alternatief is de mogelijkheid tot overstap naar een multi-werkgeverspensioenfonds. Deze laatste oplossing lijkt de laatste jaren steeds meer in opmars en lichten we hierna verder toe.
Een multi-werkgeverspensioenfonds is een pensioenfonds opgericht op initiatief van dienstverleners die vertrouwd zijn met de wereld van pensioenfondsen. Deze dienstverleners zijn gespecialiseerd in pensioenadministratie, actuariële diensten, boekhouding, rapporteringsdiensten of bancaire diensten en hebben hun aanbod uitgebreid met een multi-werkgeverspensioenfonds.
Het multi-werkgeverspensioenfonds beheert de pensioenplannen van verschillende ondernemingen die niet tot dezelfde economische groep behoren. Deze ondernemingen verkiezen de pensioenfondspiste, zonder dat de onderneming zelf nog belast is met het runnen van een pensioenfonds. Ze genieten daarbij nog steeds van de voordelen die een pensioenfonds biedt:
- Zo wordt bij het toetreden tot het multi-werkgeverspensioenfonds in de meeste gevallen het aanvullend pensioenplan van de onderneming ondergebracht in een afzonderlijk vermogen. De pensioenverplichtingen alsook de activa worden met andere woorden afzonderlijk beheerd met een aparte boekhouding, een aparte jaarrekening en jaarverslag naast de overkoepelende verslagen op niveau van het pensioenfonds.
- Binnen de werking van het afzonderlijk vermogen is er voldoende betrokkenheid en inspraak vanuit de onderneming mogelijk via de oprichting van een apart operationeel orgaan en behoudt men, indien gewenst, beslissingsbevoegdheid over het beleggingsbeleid, de keuze van asset manager(s) en het financieringsbeleid van het aanvullend pensioenplan. Om de nodige inspraak te voorzien in het beslissingsproces van het pensioenfonds, voorziet de wetgever in een minimum-stemrecht voor de toegetreden ondernemingen.
- Niet onbelangrijk: het volledige rendement wordt toegekend op de pensioenreserves. Pensioenfondsen zijn langetermijnbeleggers. Uit een analyse van de beroepsfederatie PensioPlus is er sprake van een gemiddeld nominaal jaarrendement van 6,2% en dit gemeten over een periode van 40 jaar. Gecorrigeerd voor inflatie, spreken we van een gemiddeld reëel jaarlijks rendement van 3,9%, wat opmerkelijk hoger ligt dan de wettelijke minimumrendementsgarantie waartoe een werkgever gehouden is op het aanvullend pensioenplan van zijn werknemers.
Ook Vanbreda Risk & Benefits beschikt over een multi-werkgeverspensioenfonds: Vanbreda PensionFund & Beyond. Wij bieden hiermee een alternatief voor alle bestaande pensioenfondsen die de werking wensen stop te zetten. Het fonds staat ook open voor alle andere werkgevers die een pensioenfondsoplossing verkiezen boven een verzekeringsoplossing.
Heb je verdere vragen over dit multi-werkgeverspensioenfonds? Neem dan meteen contact op met je vertrouwde Account Manager Employee Benefits of Pension Consultant.